Heeft u uw
financiële zaken
op orde?

Lees de checklist

Intermedis A & A

Alternatieven voor DGA-pensioen in eigen beheer

Geplaatst op: 23-07-2015, 13:06:29

Het pensioen in eigen beheer zoals directeur-grootaandeelhouders (DGA's) dat nu kennen, staat al enige tijd ter discussie. Staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft recent in een brief aan de Tweede Kamer twee alternatieven geopperd: de oudedagsbestemmingsreserve (OBR) en het oudedagssparen in eigen beheer (OEB). De discussie is niet vrijblijvend. Wiebes wil een nieuw systeem per 1 januari 2016 laten ingaan. Maar ook alleen de afschaffing van de huidige voorziening voor pensioen in eigen beheer moet niet worden uitgesloten.

Het systeem van pensioen in eigen beheer zoals dat nu kennen, is ingevoerd om mensen met een eigen zaak de kans te geven om een pensioen op te bouwen zonder dat hun bedrijf te zwaar wordt belast voor deze voorziening. Zelfstandige ondernemers mogen nu jaarlijks een deel van hun winst toerekenen (doteren) aan hun oudedagsreserve. Je mag dus minder belasting afdragen en zo draagt de fiscus bij aan het opbouwen van een kapitaal. Zwak punt van deze regeling is dat je op papier je winst kunt verlagen ten behoeve van je oudedagsreserve, maar dat je dat feitelijk niet hoeft te doen. Dat kan vervelend uitpakken als later blijkt dat de virtuele pot voor oudedagsreserve leeg is en belastingdienst wil incasseren. Dan blijkt plotseling dat je ten onrechte te weinig hebt betaald aan de fiscus. Het systeem is verder complex en eigenlijk alleen te doorgronden door specialisten.

Einde levenscyclus
Het is volgens Wiebes de vraag of er überhaupt nog een aparte regeling voor DGA moet komen. Volgens de staatssecretaris wordt namelijk steeds vaker de vraag gesteld of het pensioen in eigen beheer moet worden afgeschaft. Uit de brief aan de Kamer: “Inmiddels wordt steeds vaker de maatschappelijke vraag gesteld of het pensioen in eigen beheer niet aan het einde van zijn levenscyclus gekomen is. Ook de Belastingdienst stelt vast dat DGA’s weinig nieuwe pensioenverplichtingen in eigen beheer aangaan en dat aan bestaande pensioenverplichtingen in eigen beheer in het merendeel van de gevallen niet meer gedoteerd wordt. Er wordt gesuggereerd een uitfasering ook in de afweging mee te nemen, mits die begeleid wordt door een aantrekkelijke overgangsregeling.”

Hervorming
Wiebes stuurt in eerste instantie aan op een hervorming van het pensioen in eigen beheer waarbij deze nieuwe voorzienig in elk geval eenvoudiger en begrijpelijker moet worden voor DGA en Belastingdienst. Wiebes: “Een ander uitgangspunt is dat de door de DGA ingelegde middelen beschikbaar kunnen blijven voor (de financiering van) de eigen onderneming. Verder moet het ook in een alternatief systeem mogelijk blijven om voorzieningen te treffen voor (potentiële) nabestaanden.” Ook moet het budgettair neutraal blijven, het mag de overheid geen extra geld kosten.

Oudedagsbestemmingsreserve
Het door Wiebes voorgestelde alternatief OBR is onderdeel van de vennootschapsbelasting. De Besloten Vennootschap stopt jaarlijks een deel van de winst in een reserve waarmee de DGA als hij met pensioen gaat een lijfrente koopt, dit “zonder dat in de opbouwfase reeds juridisch afdwingbare rechten aan de DGA worden toegekend”. Dat betekent in de praktijk dat als je voortijdig uit het bedrijf vertrekt er eigenlijk geen vordering is op het opgespaarde kapitaal. Er is een lange waslijst aan kenmerken die je in de brief kunt nalezen.

Wiebes heeft OBR weliswaar als alternatief ingediend, maar neigt naar de tweede variant: het oudedagssparen. Wiebes: “Bij het oudedagssparen kan jaarlijks maximaal een bepaald (vast dan wel in een staffel opgenomen) percentage van het loon opzij worden gezet binnen de vennootschap. Elk jaar kan worden gekozen of een bedrag opzij wordt gezet en zo ja, hoeveel opzij wordt gezet. Inhaal in een later jaar is echter niet mogelijk. Vanaf het moment dat de opbouw is gestart, heeft de DGA een juridisch afdwingbaar recht op het opgebouwde potje, waardoor het voor de vennootschap een verplichting (vreemd vermogen) vormt.” De reserve groeit ook door middel van het zogeheten U-rendement, gebaseerd op de marktrente.

Ook met dit opgespaarde kapitaal moet je bij je pensionering een lijftrente of soortgelijk product aankopen. Wiebes zegt het zo: “Net als bij de OBR moet dit potje uiteindelijk worden gebruikt voor het extern bedingen van een lijfrente (inclusief lijfrentespaarrekening en lijfrentebeleggingsrecht) voor de DGA of voor gelijkmatige uitkeringen gedurende 20 jaren aan de DGA vanuit het eigenbeheerlichaam”.

Enkele kenmerken:
- Geen dividenduitkeringen uit de reservepot (of anders wordt het afkoop en aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking)
- De grondslag voor het oudedagssparen wordt gevormd door het fiscaal in aanmerking te nemen loon van de DGA in het dotatiejaar, tot een maximumloon per DGA van € 100.000, op welk loon de franchise van € 11.936 (bedrag 2015) in aftrek komt.
- Jaarlijkse aftrek van de winst wordt gestaffeld of een vast opbouwpercentage.
- Uitkering door bank of verzekeraar moet beginnen als je met pensioen gaat voor in beginsel een periode van 20 jaar.

Voorkeur
Wiebes heeft de voor- en nadelen van de verschillende systemen tegen elkaar afgewogen en heeft dus zijn voorkeur. “Al met al heeft de oplossingsrichting van het oudedagssparen mijn voorkeur boven de OBR. Ik heb het streven de benodigde wetgeving voor een eventueel gewenst alternatief per 1 januari 2016 in werking te kunnen laten treden. Zorgvuldigheid gaat echter boven snelheid.”

Bron: www.bc.nl van 23 juli 2015.

Ga terug naar de vorige pagina